Je kent het wel: je bent in Italië en de hele dag draait eigenlijk maar om één ding. Eten. In de rest van het land is de keuken al goed, maar in het diepe zuiden doen ze er nog een schepje bovenop. Puglia staat bekend als de graanschuur van Italië en de bakermat van de 'cucina povera'. Dat klinkt misschien als simpel eten, maar vergis je niet. Het betekent dat ze hier met simpele, spotgoedkope ingrediënten de sterren van de hemel koken. Of je nu aanschuift in een chique tent aan de kust of een vette hap haalt bij de bakker, je wordt zelden teleurgesteld.
De sfeer bepaalt voor een groot deel hoe je avondeten smaakt. Wat dat betreft zit je goed in de Valle d'Itria. Hier barst het van de witte stadjes die er in het avondlicht magisch uitzien. Een absolute aanrader is om een avondje te gaan eten in Ostuni, waar de restaurants hun tafels en stoelen gewoon buiten in de smalle steegjes zetten. Je zit hier vaak op een wiebelig stoeltje op een trapje terwijl de lokale bevolking langsloopt. Bestel hier zeker de orecchiette. Deze pasta in de vorm van oortjes met raapstelen is simpel, maar door de lokale olijfolie onverslaanbaar lekker.
Ben je gek op vis? Dan kun je je geluk niet op langs de eindeloze kustlijn. De vissers brengen hun vangst hier dagelijks vers aan land. In havenstadjes zoals Trani en Polignano a Mare struikel je over de goede visrestaurants. Een unieke ervaring in Puglia Italie is het proberen van 'crudo di mare'. Dit is een schaal vol rauwe vis en zeevruchten, van garnalen tot inktvis en soms zelfs zee-egels. De Italianen eten dit graag als voorgerecht met alleen een beetje citroensap. Het is even wennen, maar puurder dan dit ga je het nergens proeven.
Na een dag in de hitte is er niets lekkerder dan afkoelen met een koud drankje. De regio staat bekend om stevige rode wijnen zoals de Primitivo, maar een frisse Spritz gaat er ook altijd in. Zoek rond zonsondergang een leuke bar op, bij voorkeur met uitzicht op zee. Bestel je een drankje, wees dan niet verbaasd als de ober met schalen vol hapjes aankomt. De aperitivo nemen ze hier heel serieus. Olijven, kleine broodjes, stukjes focaccia en chips: je krijgt het er vaak gratis bij. Pas op dat je niet al vol zit voordat je aan het diner begint.
Wil je echt weten hoe oma vroeger kookte? Laat de stad dan achter je en rijd het platteland op. Hier vind je talloze masseria’s: oude boerderijen die zijn omgebouwd tot restaurant. Vaak werken ze hier zonder menukaart. Je eet simpelweg wat er die dag op het land groeide en wat de kok erin zag. Je zit aan lange tafels onder de bomen of onder een stenen gewelf. Het tempo ligt laag en de karaffen huiswijn blijven maar komen. Dit is 'slow food' op zijn allerbest.
Soms heb je geen zin om uren te tafelen, maar wil je wel iets lekkers. Loop rond lunchtijd eens een lokale bakkerij (panificio) binnen. De geur van vers brood komt je direct tegemoet. Een klassieker is de Focaccia Barese: een luchtig, vettig brood met tomaten en olijven dat je vingers vies maakt. Ook de Panzerotto is een favoriet. Dit is een gefrituurde deeghalvemaan gevuld met mozzarella en tomaat. Een kleine waarschuwing is wel op zijn plaats: de vulling is vaak gloeiend heet, dus neem kleine hapjes.